Spijsoffer

Uit Christipedia

Het spijsoffer, ook graanoffer genoemd, was een van de soorten offers in de offerdienst van het volk Israël. Het was een vrijwillig offer, bestaande uit koren in verschillende vorm: meelbloem, koeken, graankorrels enz (Lev. 2). Een deel van dit offer kwam als 'gedenkoffer' (Lev. 2:16) op het vuur van het altaar, het andere deel was tot voedsel voor de priesters. Het spijsoffer spreekt van het reine mens-zijn en zuivere leven van Jezus Christus.

Terminologie

Spijsoffer of graanoffer is de vertaling van het Hebreeuwse woord מנחה, minchah, ook overgeschreven minha. Het komt van het niet-voorkomende stam met de betekenis van 'toebedelen', 'schenken'[1]. Het betekent niet 'spijs' maar ‘gave’, ‘geschenk’, ‘gift’, ‘offerande’. Het duidt eigenlijk een gave in het algemeen aan, maar heeft de engere betekenis van onbloedig offer gekregen. Het kan de volgende betekenissen hebben: gift, tribuut, offer, gave, geschenk, offerande, spijs/graan-offer[1].

Het woord komt 211x voor in het Oude Testament. Het strongnummer is H4503.

Vertalingen

De Statenvertaling vertaalt minchah door: spijsoffer (162x), geschenk (35x), offer (7x), offerande (1); in woordcombinaties: avondoffer (4x), avondspijsoffer (1x), morgenspijsoffer (1x). De NBG51-vertaling heeft: spijsoffer (135x), offer (29x), geschenk (22x), schatting (7x), gave 2x, offerande (1x); in woordcombinaties: avondoffer (6x), schatplichtig (4), herinneringsoffer (2x), avondspijsoffer (1x), gedachtenisgave (1x). De Engelse Authorized Version (King James Bijbel) heeft: offering (164x), present (28x), gift (7x), oblation (6x), sacrifice (5x), meat (1x).

Zoals gezegd, de Statenvertaling vertaalt 'minchah' meestal door 'spijsoffer'. Het diende deels tot spijs voor de priesters. De gave hoefde echter niet uit spijs te bestaan (zie verderop). De Herziene Statenvertaling heeft in plaats van 'spijsoffer' 'graanoffer', waarmee de natuurlijke herkomst van het offer, namelijk graan, wordt aangeduid. De Naardense Bijbelvertaling heeft 'broodgift'. De Leidse vertaling en de Petrus Canisius-vertaling hebben 'meeloffer', maar niet alle spijsoffers bestonden in meelbloem (zie verderop).

Een minchah werd gebracht uit erkenning van de waardigheid van de ontvanger.

Gevallen

De eerste keer wordt ‘minchah’ in de Bijbel genoemd in Genesis 4. Kain bracht een offer van de vrucht van het land (spijs):

Ge 4:3  En het geschiedde ten einde [van] [enige] dagen, dat Kaïn van de vrucht des lands den HEERE offer bracht.(SV)
Dat een minchah niet altijd een geschenk van spijs is, blijkt uit wat Jakob aan zijn broer Ezau ten geschenke bracht:
Ge 32:13  En hij vernachtte aldaar dienzelfden nacht; en hij nam van hetgeen, dat hem in zijn hand kwam, een geschenk voor Ezau zijn broeder; Ge 32:14 Tweehonderd geiten en twintig bokken, tweehonderd ooien en twintig rammen; Ge 32:15 Dertig zogende kemelinnen met haar veulens, veertig koeien en tien varren, twintig ezelinnen en tien jonge ezels. Ge 32:16 En hij gaf die in de hand zijner knechten, elke kudde bijzonder; en hij zeide tot zijn knechten: Gaat gijlieden door, voor mijn aangezicht, en stelt ruimte tussen kudde en tussen kudde.(SV)
Nietswaardige mannen onthielden Saul een geschenk:
1Sa 10:26 En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en [van] het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had. 1Sa 10:27 Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk. Doch hij was als doof (SV)

Wet van het spijsoffer

Koren. Het Levitische spijsoffer was een vrijwillig offer en bestond uit koren in verschillende vorm: meelbloem, koeken, graankorrels enz. Uit de verschillende fasen van het leven van de graankorrels (korrel, meelbloem, gebakken vorm) mocht een spijsoffer worden gebracht.

Meelbloem is het fijnste meel. Oudtijds werd bij het offer gewoon meel gebruikt (Richt. 6:19; 1 Sam. 1:24; verg. ook Num. 5:15.)

Vuuroffer. Een deel van het offer kwam op het vuur van het altaar, het andere deel was tot voedsel voor de priesters. Het deel, een handvol, dat op het altaar kwam, diende als 'gedenkoffer' (Lev. 2:16).
Le 2:2  Dan moet hij het naar de zonen van Aäron, de priesters, brengen. En [één] van hen moet een handvol nemen van die meelbloem en die olie, met al de bijbehorende wierook, en de priester moet dit [als] gedenkoffer ervan in rook laten opgaan op het altaar. Het is een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE. (HSV)
Volgens het commentaar bij de Leidse vertaling brengt deze gave de offeraar bij God in gedachtenis. Het was een vuuroffer tot een liefelijke (aangename) geur voor de HEER (Lev. 2:9). 
Le 2:1 Als nu een ziel een offerande van spijsoffer den HEERE zal offeren, zijn offerande zal van meelbloem zijn; en hij zal olie daarop gieten, en wierook daarop leggen. (SV)

Olie, zout, wierook. Behalve het graanproduct bevatte het spijsoffer olie, 'zout van het verbond van uw God' (Lev. 2:13) en wierook.

Verboden ingrediënten. Er mocht geen zuurdeeg of honig, dat eveneens doet gisten, in het spijsoffer voorkomen.

Voedsel voor de priesters. Wat van het spijsoffer overbleef, was voor de priesters. Het was 'een heiligheid der heiligheden van de vuuroffers van de HEER' (Lev. 2:3). 

Le 10:12  En Mozes sprak tot Aaron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn overgebleven zonen: Neemt het spijsoffer, dat van de vuurofferen des HEEREN overgebleven is, en eet hetzelve ongezuurd bij het altaar; want het is een heiligheid der heiligheden. Le 10:13 Daarom zult gij dat eten in de heilige plaats, dewijl het uw bescheiden deel en het bescheiden deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; want alzo is mij geboden.(SV)

Typologie

Het Levitische spijsoffer spreekt typologisch van het reine mens-zijn en zuivere leven van de Heer Jezus.

Ongedesemd. Jezus' menselijke natuur was zonder zonde, zonder bederf (geen zuurdesem). Het zuurdeeg, dat het daarmee doorknede deeg in een gistende massa verandert en het doet opzwellen, is een beeld van de oude verdorven natuur van de mensen. Sommigen[2] denken vooral aan de ijvergeest, het ijvervuur die wel werken doet, welke in de ogen van de wereld groot zijn, maar niet de zodanige die de Heer welbehaaglijk zijn. Het verbod van het zuurdeeg is dus een vermaning aan Israël: "wacht u bij de goede werken die jullie tot Mijn eer doen, voor uw eigen geest" (Mal.2:15).

Geen honing. De honing die eveneens het deeg doet gisten, betekent toch nog iets anders; hij doelt op de lusten van deze wereld (1 Joh.2:16), waardoor wij bij onze natuurlijke betrekking tot de wereld zo gemakkelijk weer geprikkeld worden, ook nadat wij Gods eigendom geworden zijn, en waardoor wij ons dan bij onze werken evenzeer laten besturen als van het ijvervuur, dat in onze boezem blaakt[2]. Maar deze wereldliefde verderft ons doen en werken, en baart hoe langer hoe meer zedelijke ellenden; daarom zal ook geen honing, die andere giststof, bij de spijsoffers gebruikt worden.

Olie. Jezus werd geleid door de Heilige Geest (voorgesteld door de olie). Daarom zullen de spijsoffers slechts met olie gemengd en bestreken, maar nimmer gezuurd zijn!

Wierook en zout. Zijn leven was aangenaam voor God — voorgesteld door de aangename geur van wierook en door het zout, dat de smaak van voedsel verbetert, dit aangenaam van smaak maakt. 

Het zout weert het bederf van de spijzen, het bezit een louterende kracht en maakt smakelijk. Sommigen nemen het zout dan ook als zinnebeeld van bewaring (conservering): Gods wet was in Jezus' hart, hij was trouw aan Gods woord en bewaarde dat.

Bronnen

Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.

Leidsche Vertaling (1914). Enige tekst van het ommentaar op Lev. 2:1 is onder wijziging verwerkt op 18 juli 2022.

Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Lev. 2:13. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 18 juli 2022.  

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Lev. 2:13. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 18 juli 2022.