Justinus de Martelaar

Uit Christipedia

Justinus de Martelaar (c. 100 – 165), ook Justinus Martyr en Justinus de Wijsgeer genoemd, uit Flavia Neapolis in Palestina, was eerst heiden, maar ging later tot het Christendom over. Hij is een van de meest-bete­kenende apologeten (geloofsverdedigers) uit de na-apostolische tijd. Hij onderging de martelaarsdood in 165 n. C. Hij is de schrijver van een apologie in twee delen en andere werken. Vele werken die hem vroeger toegeschreven werden, zijn niet van hem.

Justinus werd geboren omstreeks 100 n. C. in Flavia Neapolis (voordien Sichem, thans Nabloes), en was de zoon van een Griek Priscos. Volgens zijn eigen mededelingen bezocht hij, daar hij begerig was om God te leren kennen en de weg der zaligheid, achtereen­volgens een stoïcijn, een peripatheticus, een Pythagoreër en eindelijk een Platonist. De laatste bevredigde hem nog het meest, maar geheel vol­daan was hij niet.

Toen hij zich teruggetrokken had en aan het strand van de zee vertoefde, hoorde hij van een grijsaard, dat de Platonische wijsbegeerte de ziel van de mens niet bevredigen kon. Toen hij vroeg: "wie moet dan mijn leermeester zijn", antwoordde de grijsaard: "u moet de profeten van Israël lezen". Hij volgde die raad op.

Een diepe indruk maakte op hem de doodsverachting die de christenen aan de dag legden. Hij hoorde dat zij boven alles werden beschuldigd, dat zij in hun vergaderingen zich aan schandelijkheden schuldig maakten. En toch zag hij, dat zij met grote volharding de dood onbevreesd tegen gingen, waaruit hij besloot, dat het niet mogelijk was, dat zulke mensen een zodanig slecht leven zouden leiden, aangezien boosdoeners geen hoop op een beter leven kunnen hebben, maar schrikken voor de dood.

Na een naarstig onderzoek van de Heilige Schrift, verliet hij dan ook het heidendom, en nam de christelijke godsdienst aan. Hij was dertig jaar oud toen hij christen werd.

Hij werd nu onderwezen door leerlingen der apostelen. Hij maakte zulke vorderingen in de kennis van die godsdienst, dat hij leraar werd van het Evangelie. Hij besloot als een wandelende leraar, in de filosofen-mantel ge­huld, de Heidenen, in het bijzonder hun wijsgeren, voor het christendom te winnen. Voor dit doel kwam hij tweemaal naar Rome.

Hij beschermde het christelijk geloof kloekmoedig met schrijven, en zond zelfs verdedigingsgeschriften aan de keizer zond, om de christenen te verontschuldigen van de lasteringen, waarmee zij werden bezwaard. Hij wekte ook vele mensen tot het martelaarschap op.

In Rome werd hij waarschijnlijk door zijn doodvijand Crescens aangeklaagd en terechtgesteld in het jaar 165. Dikwijls redetwistte hij met Crescens, een onbeschaamde wijsgeer, maar overwon hem menigmaal en maakte hem beschaamd. Deze wijsgeer vatte daarover zulk een dodelijke haat tegen Justinus op, dat hij hem in zijn hart de dood had gezworen. Van die tijd af aan hield hij dan ook niet op hem lagen te leggen en als christen aan te klagen, totdat hij als met Justinus' bloed zijn dorst gelest had, gelijk Tatianus, een leerling van Justinus, in zijn redevoering tegen de Grieken of heidenen over hem klaagt, dat hij niet alleen Justinus, maar ook hem naar het leven had gestaan, omdat zij hem en zijns gelijken, als wulpse dieren en bedrieglijke wijsgeren, in het openbaar hadden bestraft.

Justinus werd op zijn aanklacht gevangen genomen, en, daar hij  weigerde het christendom af te zweren, werd hij eindelijk ter dood veroordeeld, en, na vooraf gegeseld te zijn, met de bijl onthoofd, in het jaar onzes Heren 165.

Justinus was een vruchtbaar schrijver. Zijn boeken door Eusebius genoemd, zijn niet alle bewaard gebleven. Zo o.a. de Psaltesen de verhandelingOver de ziel. Wij bezitten nog van hem:

  1. De grote Apologie aan het adres van keizer Antoninus Pius en diens zoon Marcus Aurelius, waarin Justinus het opneemt voor de vervolgde Christenen en hen vrijspreekt van de blaam, dat zij godloochenaars en vijanden van de Staat waren. Tevens beschrijft hij de Christelijken godsdienst, zijn onovertroffen deugden en zijn samenhang met de leer van de oude profeten.
  2. De kleine Apologie, welke haar ont­staan te danken heeft aan de handelwijze van de prefect Urbicus tegen de Christenen Ptolo­meüs en Lucius, en hij toont aan, waarom de Christenen zo standvastig blijven in hun geloof.
  3. Dialoog met Trypho, een jood, aan wie hij de verkeerdheid van het jodendom aantoont uit de Schriften van het Oude Testament en waarin hij tegelijk het goed recht van het Christendom als de alleen waren godsdienst bewijst.

Meer informatie

Christian Apologists and Early Heresies. Youtube.com: Ryan Reeves, 18 jan. 2015. Duur: 37 min. 8 sec. Kerkhistoricus Ryan Reeves verhaalt van de heidense filosoof Celcus en de kerkleraars Justinus de Martelaar, Tertullianus en Origenes. Van 7 - 14 min. bespreekt hij Justinus.

Bronnen

Voor de eerste versie van dit artikel is gebruik gemaakt van tekst uit:

  • J.G. Schlimmer, Z. C. de Boer, C.G.Th. Koch, Woordenboek der Grieksche en Romeinsche oudheid. Haarlem: De erven F. Bohn, 1920, 3e herziene druk.
  • J.H. Landwehr, 'Justinus Martyr', in: Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche Volk. Kampen: Kok, 1925-1931.
  • Adrianus Haemstedius, Historie der martelaren die, om de getuigenis der evangelische waarheid, hun bloed gestort hebben, van Christus onze Zaligmaker af tot het jaar 1655.