8e eeuw voor Chr.

Uit Christipedia

De 8e eeuw vóór Christus omvat de jaren 800 tot en met 701. Deze eeuw is voorafgegaan door de 9e eeuw voor Chr. en gevolgd door de 7e eeuw voor Chr.


ca. 800-780

Profeet Jona, die tegen Ninevé profeteert. Ninevé bekeert zich en Gods oordeel wordt niet uitgevoerd.

786

786 - 746 v.Chr (volgens William F. Albright) Jerobeam II is koning van Israël (10-stammenrijk). Kok's Encyclopedie van de Bijbel (1962) heeft 783-743 v.Chr., en R. Thiele stelt dat Jerobeam 793 - 782 mederegent was van zijn vader Joas en enig heerser 782-753. 

782

Koning Salmanasser IV wordt heerser over het Assyrische Rijk.

776

In Griekenland worden de eerste Olympische spelen gehouden, ter ere van de oppergod Zeus.

ca. 773

Koning Assur-dan III wordt heerser over het Assyrische Rijk. Hij regeert tot 755 v.Chr.

ca. 767

Uzzia (ook Azarja genaamd) wordt koning van Juda. Zijn regeringsperiode wordt gesteld van 767 tot 740 v.Chr.[1] In de dagen van Uzzia en de drie opvolgende koningen van Juda, dat is in de 80-jarige periode van 767 tot 687 v. Chr., leeft de profeet Jesaja:

Jes 1:1  Het gezicht van Jesaja, den zoon van Amoz, hetwelk hij zag over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz [en] Hizkia, de koningen van Juda.

Israel en Juda in de 8e eeuw v. Chr.

765

Een epidemie in het Assyrische Rijk geeft koning Assur-dan III aanleiding om zijn veldtocht tegen de Arameeërs te beëindigen.

762

Rond deze tijd schrijft de Griek Homerus de Ilias en de Odyssee[2].

753

Volgens de legende wordt Rome in dit jaar gesticht.

745

In dit jaar (of 744 v. Chr.) Tiglat-Pileser III wordt koning van Assyrië. Hij regeert tot 727 v. Chr. In zijn regeringsperiode behoudt hij het Assyrische rijk en verovert eerder verloren gegane rijksgebieden en breidt hij Assyrië tot in Israël uit.

Assyrische rijk onder Tiglat-Pileser III

743

In de periode van 743 tot 732 onderneemt de Assyrische koning Tiglath Pileser III veldtochten naar het gebied van Syrië en Israel (743-740, 738, 734-732). Hij trekt herhaaldelijk Israëls gebied binnen. Alle vorsten in deze streken werden zijn vazallen en betaalden schatting.

ca. 740

Volgens de meest aanvaarde chronologie sterft de Judese koning Uzzia in 740 of 739 voor Chr[3]. In dit sterfjaar ontvangt de profeet Jesaja een hemels gezicht:

Jes 6:1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik den Heer, gezeten op een troon, hoog en verheven; en zijn slippen vulden het paleis.

Uzzia wordt opgevolgd door zijn zoon Jotham. Zijn regeringsperiode wordt gesteld van 740 tot 732 v. Chr[4].

733

In het Assyrische rijk bestijgt koning Tiglath Pileser III de troon van Babylon. De bevolking van Babylonië wordt onderdrukt wegvoeringen, terechtstellingen en folteringen.

De Assyrische koning Tiglath Pileser III valt Israël aan. Hij verwoest de steden Megiddo en Hazor. De kustvlakte, Galilea en het gebied rond de Jordaan maakt hij tot Assyrische provincies.

732

In Juda volgt Achaz zijn vader Uzzia op als koning. De regeringsperiode van Achaz wordt gesteld van 732 tot 716 v.Chr.[5].

De Assyriërs sparen Samaria, de hoofdstad van het koninkrijk Israël (= tienstammenrijk), omdat de opstandige Israëlische koning vermoord werd. In het tienstammenrijk bestijgt Hosea de troon, de laatste koning van het Noordrijk. Hij regeert van 732 tot 722 v. Chr.

De Assyrische koning Tiglat-Pileser III verovert de stad Damascus, het centrum van de macht van de Arameeërs (Syriërs). Damascus wordt verwoest en de syrische koning Rezin wordt terechtgesteld.

727

In Assyrïë wordt Salmanasser V koning. Hij regeert van 727-722 voor Christus.

724

De Assyrische koning Salmanasser V neemt Hosea, de koning van Israël, gevangen. Hij slaat het beleg om Samaria, de hoofdstad van Israël (tienstammenrijk). De belegering duurt van 724 tot 722 v.Chr.

2 Kon 17:5 Want de koning van Assyrie toog op in het ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria, en hij belegerde haar drie jaren.

723

Tijdens het beleg van Samaria, de hoofdstad van Israël (tienstammenrijk), of omstreeks haar inneming in 722, wordt de Assyrische veroveraar koning Salmanasser V vermoord. Sargon II volgt hem (in 723 of 722) op als koning van Assyrië. Hij regeert van 723/722 tot 705/704 voor Chr.

722 

De hoofdstad Samaria van het koninkrijk Israël wordt verwoest en een groot deel van de Israëliëten uit het Noordrijk worden in ballingschap gevoerd. De verovering van Samaria en de wegvoering van een groot deel van zijn inwoners noemt Sargon II zijn eerste oorlogsdaad.

2Kon 17:6 In het negende jaar van Hosea, nam de koning van Assyrie Samaria in, en voerde Israel weg in Assyrie, en deed ze wonen in Halah, en in Habor, aan de rivier Gozan, en in de steden der Meden.

Wegens hun zonden werden de Israëlieten weggevoerd:

2Kon 17:7 Want het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd hadden tegen den HEERE, hun God, Die hen uit Egypteland opgebracht had, van onder de hand van Farao, den koning van Egypte; en hadden andere goden gevreesd; 2Kon 17:8 En hadden gewandeld in de inzettingen der heidenen, die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israels verdreven had, en der koningen van Israel, die ze gemaakt hadden. 2Kon 17:9 En de kinderen Israels hadden de zaken, die niet recht zijn, tegen den HEERE, hun God, bemanteld; en hadden zich hoogten gebouwd in al hun steden, van den wachttoren af tot de vaste steden toe. 2Kon 17:10 En zij hadden zich staande beelden opgericht en bossen, op allen hogen heuvel en onder alle groen geboomte. 2Kon 17:11 En zij hadden daar gerookt op alle hoogten, gelijk de heidenen, die de HEERE van hun aangezichten weggevoerd had; en zij hadden kwade dingen gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken. 2Kon 17:12 En zij hadden de drekgoden gediend, waarvan de HEERE tot hen gezegd had: Gij zult deze zaak niet doen. 2Kon 17:13 Als nu de HEERE tegen Israel en tegen Juda, door den dienst van alle profeten, van alle zieners, betuigd had, zeggende: Bekeert u van uw boze wegen en houdt Mijn geboden, [en] Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten, de profeten, gezonden heb; 2Kon 17:14 Zo hoorden zij niet, maar zij verhardden hun nek, gelijk de nek hunner vaderen geweest was, die aan den HEERE, hun God, niet geloofd hadden. 2Kon 17:15 Daartoe verwierpen zij Zijn inzettingen, en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gemaakt had, en Zijn getuigenissen, die Hij tegen hen betuigd had, en wandelden de ijdelheid na, dat zij ijdel werden, en achter de heidenen, die rondom hen waren, van dewelke de HEERE hun geboden had, dat zij niet zouden doen gelijk die. 2Kon 17:16 Ja, zij verlieten al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten zich gegoten beelden, twee kalveren; en maakten bossen, en bogen zich voor alle heir des hemels, en dienden Baal. 2Kon 17:17 Ook deden zij hun zonen en hun dochteren door het vuur gaan, en gebruikten waarzeggerijen, en gaven op vogelgeschrei acht, en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. 2Kon 17:18 Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht; er bleef niets over, behalve de stam van Juda alleen.

Na de wegvoering ontstaat in dat deel van Israël een gemengde bevolking, de Samaritanen, die later niet als Joods werden erkend. 135 jaar later, in 587 voor Christus, gaat ook Juda wegens zijn zonden in ballingschap.

720

De Assyrische koning Sargon II verovert Israël en Babylon. 

In 720 begint de Assyrische koning Sargon II een veldtocht tegen Babylon en Elam en levert een veldslag tegen Marduk-apal-iddina van Babylon en en diens bondgenoot Humbanigash van Elam. In de slag bij Der Darah wordt Sargon II verslagen.

Samaria en haar bondgenoten Hamath, Arpad en Damascus komen tegen de Assyriërs in opstand. Bij Qarqar (of Karkar) verslaat de Assyrische koning Sargon II een Syrische coalitie. Na deze veldslag verovert Sargon II onder andere Arpad en Damascus.

Hanuna van Gaza krijgt hulp van Egypte in zijn poging het juk van de Assyriërs af te werpen.

719

Koning Rusa I van Urartu, een rijk aan de noordgrens van het Assyrische rijk, sluit een verbond met de Cimmeriers, een ruitervolk ten noorden van Urarta, probeert de zwakte van Assyrië uit te buiten.

716

Koning Osorkon IV van Egypte zendt Sargon II, die tot de noordkust van Sinaï was doorgedrongen, een geschenk bestaande uit twaalf prachtige paarden.

ca. 715

In Juda volgt Hizkia zijn vader Achaz op als koning. In het sterfjaar van Achaz geschiedde een Godspraak (last) tot de profeet Jesaja:

Jes 14:28 In het jaar, toen de koning Achaz stierf, geschiedde deze last. Jes 14:29 Verheug u niet, gij gans Palestina! dat de roede die u sloeg, gebroken is; want uit de wortel der slang zal een basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende draak zijn. enz. (SV)

713

In de filistijnse stad Ashod breekt een opstand uit tegen de Assyrische overheersing. Evenals in 720 v. Chr. hoopt men weer op Egyptische hulp. De opstand houdt aan tot 711 v. Chr.

712

Ekron, één van de vijf Filistijnse steden, wordt door de Assyrische koning Sargon II verwoest.

711

De Assyrische koning Sargon II breekt met zijn veldmaarschalk (de Tartan, titel in gebruik in het Assyrische leger) de opstand van de Filistijnse stad Ashdod, welke opstand in 713 was begonnen. De stad wordt met de grond gelijkgemaakt. De los-van Assyrië-beweging stond onder leiding van koning Yamani van Asdod en werd geruggesteund door Egypte-Koesj. Toen Yamani naar Egypte vluchtte, werd hij gevangen genomen en door de farao uitgeleverd aan Ninevé (Assyrië).

Het koninkrijk Juda blijft vrijwel ongedeerd. In het jaar dat Ashdod werd ingenomen door de Assyrische veldheer (de Tartan), geschiedde het woord van God tot de Judese profeet Jesaja:

Jes 20:1 In het jaar, toen Tartan naar Asdod kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, en het innam; Jes 20:2 Ter zelfder tijd sprak de HEERE, door den dienst van Jesaja, den zoon van Amoz, zeggende: Ga heen, en ontbind den zak van uw lendenen, en doe uw schoenen van uw voeten. En hij deed alzo, gaande naakt en barrevoets. Jes 20:3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als Mijn knecht Jesaja naakt en barrevoets wandelt, drie jaren, [tot] een teken en wonder over Egypte en over Morenland; Jes 20:4 Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven de gevangenen der Egyptenaren, en de Moren, die weggevoerd zullen worden, jongen en ouden, naakt en barrevoets, en met blote billen, den Egyptenaren [tot] schaamte. Jes 20:5 En zij zullen verschrikken en beschaamd zijn van de Moren, op dewelke zij zagen, en van de Egyptenaars, hun roem. Jes 20:6 En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het [gegaan] dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen? (SV)

710

Nadat Syrië en Filistea onderworpen waren, de bevolking van het Zagrosgebergte (een bergketen in het huidige Iran) en de Meden schatplichtig waren gemaakt, viel de Assyrische koning Sargon II de Chaldeese stad Babylon aan. Het beleg van Babylon duurt twee jaar, van 710 tot 708.

709

Zeven koningen van Cyprus erkennen het gezag van de Assyrische koning Sargon II en betalen hem schatting.

708

Na een beleg van twee jaar wordt de Chaldeese stad Babylon veroverd door de Assyrische koning Sargon II. Deze laat zich kronen tot koning van Babylonië.

705

De Assyrische koning Sargon II sneuvelt in een veldtocht tegen de Cimmeriërs in het tegenwoordige West-Iran. Hij wordt opgevolgd  door zijn zoon Sanherib. Deze regeert van 705 tot 681 v. Chr.

Koning Hizkia van Juda staat op tegen Assyrië en verovert de filistijnse stad Ekron.

704

De Babyloniërs trekken ten strijde tegen de Assysiërs.

701

De Assyrische koning Sanherib verplaatst de hoofdstad van Assyrië naar Ninevé[6].

Sanherib verwoest de filistijnse stad Ekron en verovert de Fenicische havensteden Byblos en Sidon. Koning Lulê van Sidon vlucht naar Cyprus.

In de slag bij Eltekh verslaat farao Shebitku van Egypte de Assyriërs. Hij verijdelt de inneming van Jeruzalem.

De Assyrische koning Sanherib onderwerpt Juda. Hij belegert Jeruzalem. God zendt een engel die in één nacht 185.000 soldaten doodt. De Assyriërs moeten zich terugtrekken.

2Kr 32:21 En de HEERE zond een engel, die alle strijdbare helden, en vorsten, en oversten in het leger des konings van Assyrie verdelgde. Zo is hij met schaamte des aangezichts in zijn land wedergekeerd; en als hij in het huis zijns gods ingegaan was, zo velden hem daar met het zwaard, die uit zijn lijf voortgekomen waren.

Voetnoten

  1. Aldus Wikipedia.nl. Anderen nemen als regeringsperiode van Uzzia: 783-742 v. Chr. (Wikipedia.nl)
  2. Aldus Britse wetenschappers in 2013, zie Schrijfjaar meesterwerken Homerus ontdekt, nieuwsbericht op Nul.n, 28 febr. 2013.
  3. Aldus de aantekeningen bij de Willibrord vertaling 1995. Het commentaar Tekst voor tekst plaats Uzzia's sterfjaar tussen 748 en 735 v. Chr.
  4. Aldus Wikipedia.nl. Anderen nemen als regeringsperiode van Jotham: 742-735 v. Chr. (Wikipedia.nl)
  5. Aldus Wikipedia.nl. Anderen nemen als regeringsperiode van Achaz: 735-715 v.Chr. (Wikipedia.nl)
  6. In 701 v.C. volgens Anthony Mason, Oude beschavingen. Serie: Wie weet het? (A'dam, Brussel: Reader's Digest NV, 2006. Oorspr. The Ancient World, 2004) blz. 53.